Alle DA-Columns 'Dopingdode' tegen wil en dank
[299] |
Op 24 mei 1896 won wielrenner Arthur Linton de monsterklassieker Bordeaux-Parijs. Twee maanden later overleed hij aan tyfus. Honderd jaar later zou de Welshman als vermeende eerste moderne dopingdode het WADA-antidopingbeleid mede funderen.
De tekst loop door na de afbeelding.
Arthur Linton te midden van zijn trofeeén.
Veel publicaties over doping benoemen de Welshe wielrenner Arthur Linton als eerste dopingdode in de moderne sport. Zijn dood wordt gebruikt om de gezondheidsrisico’s van doping te illustreren: je kunt er zelfs aan doodgaan. Arthur zou tijdens of na de monsterklassieker Bordeaux-Parijs (591 km) zijn overleden aan een dodelijke dosis doping die hij in Orleans (455 km) kreeg toegediend door zijn coach Choppy Warburton.
Tussen 1996 en 2000 verschenen vier wetenschappelijke publicaties die dit scenario benadrukten. Ze noemden Arthur en zijn coach bedriegers, omdat ze met doping oneerlijke sport bedreven. Die publicaties leken zo betrouwbaar, dat velen ze gebruikten als bron voor hun verhalen over Linton en zijn coach. Opvallend is dat drie van deze wetenschappelijke publicaties zijdelings vermelden dat Arthur mogelijk aan tyfus overleed, maar dat niet onderzochten.
Drie wetenschappelijk publicaties vermelden zijdeling dat Linton aan tyfus overleed, maar onderzochten dat niet.
Lintons dopinggebruik zou worden aangetoond doordat de Welshman tijdens Bordeaux-Parijs een zware inzinking kreeg, waarvan hij in Tours (339 km) onwaarschijnlijk snel herstelde en vervolgens de wedstrijd in recordtijd won. Dat zou zonder doping onmogelijk zijn. Ook meldde, een anonieme informant van Cyclers’ News dat Arthur in Tours, net als dopinggebruikers, glazig uit zijn ogen keek. Dat leek hét bewijs voor Lintons dopinggebruik rond te maken.
Wie echter verder kijkt ziet veel tegenstellingen in de verhalen rond Linton en zijn coach. Er is onenigheid over de doping waaraan Arthur overleed: strychnine of trimethyl. Volgens sommigen overleed hij tijdens en volgens anderen direct na of enige tijd na Bordeaux-Parijs. Beperken we ons tot de vier wetenschappelijke publicaties dan overleed Linton volgens twee publicaties van Michelle Verroken in 1968 (Arthur zou dan honderd zijn) respectievelijk 1896. Volgens deze directeur ethiek en sport van UK-sport (het Britse NOC*NSF) kwamen de geruchten over Lintons tyfusdood pas veel later.
Barry Houlihan, hoogleraar sportbeleid, noemt 1886 als Lintons overlijdensjaar. Volgens Prince de Merode en dr. P. Schamasch, voorzitter respectievelijk directeur van de medische commissie van het IOC, overleed Linton tijdens de 1879-editie van de Bordeaux-Parijs. Het probleem is echter dat de eerste Bordeaux-Parijs pas in 1891 werd verreden en dus in 1879 en 1886 nog niet bestond. Genoeg vraagtekens om te onderzoeken wat het echte verhaal over Linton en zijn coach is.
Op 23 mei 1896 startte Arthur Linton in de 6e editie van Bordeaux-Parijs. De renners reden achter gangmaakteams die onderweg regelmatig werden ververst. Het werd een enerverende race, met voor Arthur veel tegenslagen: valpartijen, verwondingen, kapotte fietsen en het ontberen van een gangmaakteam. Dat leidde tot een enorme terugval in zijn prestatie, waardoor hij een achterstand opliep op zijn rivaal de Fransman Rogier Rivierre.
Arthur was een zombie weggelopen uit een realistische griezelfilm
Maar nadat Arthur in Tours weer over een intacte fiets en een vers gangmaakteam beschikte liep hij weer op Rivierre in. Vlak voor Parijs passeerde hij de Fransman om met een voorsprong van 62 seconden als eerste te finishen. Arthurs lijf, inclusief zijn oorspronkelijk witte trui, was besmeurd met bijna zwart gedroogd bloed, vermengd met van de drassige wegen opgespatte modder en overgoten met een sausje van helderrood vers bloed uit een gapende hoofdwond. Om het bloeden uit die hoofdwond zoveel mogelijk te stelpen waren uit een wielertrui gescheurde repen stof om zijn hoofd gebonden. Arthur was geen wielrenner meer. Hij was een zombie, weggelopen uit een zeer realistische griezelfilm.
Lintons snelle ‘herstel’ in Tours had dus niets met doping te maken, maar alles met een weer intacte fiets en een vers gangmaakteam. Daar is niets onwaarschijnlijks aan. Maar zelfs als het drankje dat Choppy hem in Orleans toediende doping was, kan dat zijn herstel in Tours onmogelijk beïnvloed hebben. Hij kreeg dat drankje pas 116 kilometer verderop. Volgauto’s waren er in 1896 nog niet. Choppy reisde per trein naar Orleans om zijn pupil daar na de start voor het eerst terug te zien.
Twee maanden later, waarin tegenvallende prestaties werden afgewisseld met spectaculaire wereldrecords, reisde de ogenschijnlijk oververmoeide Linton naar zijn ouderlijk huis in Wales. Daar verslechterde zijn situatie zienderogen, waarna twee artsen tyfus vaststelden. Hij werd opgenomen in het ziekenhuis van Aberdare, maar daar kon men niets meer voor hem doen. Arthur ontsloeg zichzelf en trok in bij Michael Thomas, een oude huisvriend. Daar overleed Arthur Linton, omringd door zijn familie, om kwart voor vier in de morgen van donderdag 23 juli 1896. De dagen daarop meldden de Welshe en Britse kranten dat de beroemde wielrenner Arthur Linton na een kort ziekbed was overleden aan tyfus.
De tekst loop door na de afbeelding.
23 mei 1896. Arthur Linton met de overwinningskrans na zijn overwinning in Bordeaux-Parijs.
Arthurs ter aarde bestelling trok duizenden belangstellenden. Het was waarschijnlijk de grootste begrafenis in Aberdare ooit. Aan zijn vriend en concurrent de Franse wielrenner Constant Huret dankt Arthur, waarschijnlijk als enige wielrenner ooit, een gebrandschilderd herdenkingsraam in de St. Margaret’s Church.
Dat Linton aan tyfus overleed en dus geen dopingdode is, bewijst niet dat hij geen doping gebruikte om wedstrijden in zijn voordeel te beslechten. Ik vond echter geen aanwijzingen dat Arthur en zijn coach doping gebruikten. Het lijkt aannemelijker dat Choppy, voor zover hij een tipje van de sluier over zijn ‘geheimzinnige’ drankjes oplichtte, zijn pupillen iets gaf wat wij nu een vloeibare sportvoeding zouden noemen. Maar dat bewijst nog steeds niet dat ze geen stimulantia gebruikten.
Het herdinkingsraam ter ere van Arthur Linton in de St. Margaret’s Church in Aberdare. Met helemaal onderin, helaas op de foto onleesbaar, de tekst: "Go to the glory of God and in memory of Arthur Vincent Linton born February 1868 died July 23 1896. Interred in the Abedary Cementer."
Middelen als cocaïne, werden eind negentiende eeuw maatschappij breed gebruikt. Men dacht dat zulke middelen de mensheid zou verheffen. Het begrip doping, als verboden stimulerend middel bij sport, bestond in het Lintontijdperk nog niet. Eind negentiende eeuw was een World Pro-Doping Agency (WPDA) aannemelijker dan een World Anti-Doping Agency (WADA). Kortom, Linton en zijn coach waren geen dopingbedriegers.
Maar waarom beweerde Verroken dan dat geruchten over Lintons tyfusdood pas veel later kwamen, terwijl dat andersom is. En waarom kozen toonaangevende auteurs voor Lintons dopingdood, zonder het bij hen bekende tyfusdoodscenario te verifiëren. Dat lijkt op pseudowetenschap. Maar dat vier gerenommeerde auteurs onafhankelijk van elkaar onbewust precies dezelfde fout maken lijkt onwaarschijnlijk. Volgens de Schotse onderzoeker Paul Dimeo kiezen de auteurs, die allemaal aan het IOC gelieerd blijken, bewust voor de doodsoorzaak die past bij hun tevoren gestelde doel: het aantonen de historische continuïteit van doping. Dat is wetenschappelijke fraude van het niveau waarvoor voormalig hoogleraar Diederik Stapel werd ontslagen en (terecht) zijn doctorstitel werd ontnomen.
Het Houlihan-rapport toont Dimeo’s gelijk aan. In de jaren negentig kreeg de ‘war against drugs’ langzaam gestalte. Volgens hoogleraar Houlihan ontbreken feitelijke en morele gronden voor een restrictief antidopingbeleid. Dat was volgens de hoogleraar echter geen probleem, mits de antidopinglobby het publiek kon overtuigen van de afkeurenswaardigheid van doping in de sport. Dat is geen wetenschap, maar propaganda.
Om hun beleid te vestigen zocht de antidopinglobby (financiële) steun bij overheden. Maar die hadden daar, opnieuw volgens Houlihan, geen oren naar. Vervolgens is blijkbaar het idee ontstaan om doping als volksgezondheidrisico te introduceren, dan moesten overheden dat beleid wel steunen. Lintons dopingdood paste perfect in die propagandastrategie. Dat daarmee, zoals gebruikelijk in oorlogen, de waarheid het eerste slachtoffer werd, was voor de ‘goede’ zaak. Vooral het Houlihan rapport speelde een belangrijke rol bij de oprichting van het WADA in 1999.
Het huidige antidopingbeleid is gebaseerd op wat we nu fake-nieuws noemen
Linton was overigens niet enige slachtoffer in de oorlog tegen doping. Ook bij de vermeende dopingdood van de wielrenners Knut Jensen en Tom Simpson kunnen we vraagtekens plaatsen. En ‘onze’ Friese Johannes Draaijer wordt vaak onjuist aangehaald als renner die aan epo overleed. Dat is onjuist. Johannes overleed aan, waarschijnlijk erfelijke, hartfalen.
Afsluitend, het huidige antidopingbeleid is gebaseerd op wat we tegenwoordig fake-nieuws noemen.
***
Copyright © 2006-2022 - Dr. Bram Brouwer - All Rights Reserved