Doping Academy

Onafhankelijk kennis- en informatiecentrum doping

     De columns van de Doping Academy verhuizen naar deze plaats. |      De nog niet verhuisde columns van de Doping Academy vindt u hier. |

[353]

DA-Home | Terug

Dat renners tijdens de Tour de France 2011 iets langer deden over de klim naar Plateau de Beille bewijst volgens UCI-preases Pat McQaid het succes van de strijd tegen doping. Klopt die redenering?

Het succes van het antidopingbeleid

Plateau de beilleOp de tweede rustdag van de Tour de France 2011 sprak Pat McQuaid – toenmalig voorzitter van de internationale wielerunie (UCI) – zijn teleurstelling uit over de 14e etappe met aankomst op het 1780 meter hoge Plateau de Beille (Pyreneeën). Die klim gaf geen flitsende finale, maar samen klimmende klassements-renners die elkaar nauwelijks pijn deden. En omdat zich nog steeds geen duidelijke Tourwinnaar aftekende, was het voor McQuaid duidelijk. We vatten zijn uitspraken samen, zoals we die vonden in de Volkskrant[9], de NRC[11] en op NUsport.nl[10]:

  • Er is een trend dat renners langzamer klimmen dan vóór de invoering van de doping-controles en de biologische paspoorten.
  • Geen van de renner is in staat om nog met kop en schouders boven de anderen uit te steken, waaraan we af kunnen leiden dat onze anti-dopingstrijd vruchten afwerpt.
  • Iedereen denkt dat Contador een renner van wereld-klasse is, maar hij kan niet aanvallen. Dat kan meerdere redenen hebben, zoals zijn val. En misschien is er nog wel een andere reden!'

McQuaids uitspraken getuigen van weinig historisch wielerinzicht. Iedere tour-liefhebber herinnert zich etappes waarvan veel werd verwacht, maar die net als op Plateau de Beille als een nachtkaars uitgingen. Dat maakt McQuaids uitspraken twijfelachtig. We bestuderen ze nauwkeuriger.

Logische analyse

Een tekstanalyse van de eerste twee uitspraken geeft het volgende syllogisme (logische redenering):

Premisse 1: Renners die doping gebruiken klimmen sneller en onderscheiden zich van hun collega's.
Premisse 2: Renners klimmen in 2011 langzamer dan voor de dopingcontroles en bloedpaspoorten.
Premisse 3: Renners zijn in 2011 gelijkwaardiger dan voor de dopingcontroles en bloedpaspoorten.
Conclusie: Door de dopingcontroles en bloedpaspoorten gebruiken renners in 2011 minder doping, dus het antidopingbeleid werkt.

De conclusie in een syllogisme volgt als de premissen waar zijn. Bijvoorbeeld: mensen zijn sterfelijk (premisse 1), Jan is een mens (premisse 2), dus Jan is sterfelijk (conclusie). We testen McQuaids premissen op hun geldigheid en beoordelen vervolgens de juistheid van zijn conclusie.

Premisse 1: is het hoofd premisse, immers als renners door doping niet sneller klimmen of zich niet onderscheiden, is het hele syllogisme ongeldig. Er verschijnen echter steeds meer publicaties die prestatie-bevordering door doping bij duursporten betwijfelen. Volgens Hueting is het onwaarschijnlijk dat doping doet wat iedereen denkt dat het doet[5]. Brouwer, Lodewijkx en Kuipers constateren: als epo wieler-prestatie al bevorderd, is dat hooguit marginaal[2, 3, 6, 8]. Volgens Böning kan epo nooit als enige prestaties verbeteren[1]. Lui en zijn collega's[7] laten zien dat spieren door groei-hormonen wel dikker worden, maar niet sterker. Kuipers kent geen bewijs dat testosteron wieler-prestaties of het herstel verbetert[4]. Volgens Verbruggen – McQuaids voorganger – is niet duidelijk of door amfetaminen en steroïden het uithoudings-vermogen toeneemt[12]. Enzovoort. Of premisse 1 waar is, is dan twijfelachtig.

Premisse 2: in 2011 deed Contador langer over de klim naar Plateau de Beille dan winnaars in alle voorgaande beklimmingen[11]. Sommigen, waaronder McQuaid, leiden daar uit af, dat renners nu langzamer klimmen dan voorheen[11]. Is die afleiding juist? Nee, ten eerste omdat klimtijden niet gelijk zijn aan individuele prestaties (ik kom hierop terug). Ten tweede omdat de vergelijking geen rekening houdt met de condities waaronder gepresteerd werd: vorm van de dag, wind, temperatuur, et cetera. Maar vooral niet omdat ze geen rekening houdt met een elementair aspect van wielrennen: The-mood-of-the-peloton.

The-mood-of-the-peloton is lastig te omschrijven, maar wielerliefhebbers herkennen het direct. Ze bepaalt of er gekoerst wordt of 'gewandeld', wanneer de wedstrijd 'ontploft', of renners het elkaar moeilijk maken, de samenwerking in (kop)groepen, enzovoort. Het is de dynamiek van de koers: een wederkerige invloed van alles op alles wat bij wielrennen een rol speelt (renners, kopgroep, jury, begeleiding, enzovoort). Dit geeft een niet te ontwarren knoop van groeps-dynamische factoren, met onvoorspelbare uitkomsten. Ze maakt wielrennen tot wielrennen. De invloed van the-mood-of-the-peloton bespreek ik bij de individuele prestaties. Premisse is 2 onwaar.

Premisse 3: Dat geen renner met kop en schouder boven de anderen uit stak, wordt ook met the-mood-of-the-peloton verklaard. Immers, niet de organisatie bepaalt wanneer renners elkaar de maat nemen, dat doen ze zelf. De inkt waarmee uitspraak 3 werd afgedrukt was nog niet droog of de Tour 2011 plofte. Dat was het begin van een van de meest enerverende tourweken ooit. Ook zijn er veel meer veranderingen die egalisatie in het peloton verklaren, zoals de steeds verder doorgevoerde moderne trainings-vormen. Ook premisse 3 is onwaar.

Samengevat: premisse 1 is onduidelijk en premisse 2 en 3 zijn onwaar. Dus McQuaids conclusie dat renners nu minder doping gebruiken dan vóór de doping-controles en bloed-paspoorten mag niet getrokken worden. Dat toch doen is een drogredenering. Voor de duidelijkheid, dat betekent niet dat Contador (of wie dan ook) nog steeds doping gebruikt, eerder dat hij destijds ook niet deed.

Contador een wereldtopper?

Vervolgens analyseren we uitspraak 3, over Contador. Dat iedereen denkt dat Contadors een wereldklasse coureur is staat niet ter discussie, Zijn tegenvallende prestatie in 2011 ook niet. Zijn val lijkt daar een plausibele verklaring voor te zijn. Een andere verklaringen kan een zware Giro in de benen zijn. Het probleem van McQuaids uitspraak zit in de laatste – gecursiveerde – zin: 'En misschien is er nog wel een andere reden! Wat betekent dat? Dat Contadors tegen-vallende prestaties meerdere oorzaken kon hebben, was immers al gezegd.

Het lijkt erop dat de gecursiveerde zin de uitspraak in een ander daglicht plaatst, namelijk: men denkt wel dat Contador een wereldtopper is, maar daar hebben wij (UCI) onze twijfels over. Leg deze uitleg naast McQuaids eerste twee uitspraken en naast de dopingzaak waar Contador in verwikkeld is. Dan lijkt McQuaid te zeggen: Contador is geen wereldtopper. Dat bleek toen we hem op doping betrapten. Hij was een topper uit een potje en daar hebben wij een stokje voor gestoken. Zie je wel dat ons antidopingbeleid werkt.

We bekijken Contadors doping-beschuldiging wat nauwkeuriger. In de Tour 2010 werd bij de renner 50 picogram/ml clenbuterol gevonden. Om een idee te krijgen hoe weinig dat is heb ik de hoeveelheid water berekend die nodig is om één normaal suikerklontje (5 gram) op te lossen tot de verhouding 50 picogram/milliliter water. Daarvoor is 100.000 m3 water nodig, genoeg om 40 (veertig) Olympische zwembaden van 50x25x2 meter te vullen. Daarnaast is het twijfelachtig of grotere hoeveelheden clenbuterol wieler-prestaties wel verbeteren. Wie dan nog gelooft dat Contador een wereldtopper uit een potje is, moet wel erg in sprookjes geloven.

Individuele prestaties vergeleken

Tot slot beoordelen we de klimtijden op Plateau de Beille (zie tabel), volgens Scholten[11].

Rg 1
renner

2
lengte
cm.
3
gew.
kg.
4
klimtijd
min:sec
5
windkr.
bft
6
snelh.
km/u
7
verm.
watt
8
relatief
watt/kg
9
doel
1 Armstrong 2002 177 75 45’ 43” 0 20.87 441 5.88 W
2 Armstrong 2004 177 75 45’ 30” 0 20.97 444 5.92 W
3 Contador 2007 176 62 44’ 08” 0 21.62 391 6.31 W
4 Vanendert 2011 184 64 46’ 05” 0 20,70 381 5.95 W
5 Contador 2011 176 62 46’ 53” 0 20,35 365 5.89 P
6 Contador 2011 176 62 46’ 53” 2 20,35 387 6.24 P

De tabel toont (kolom 1) naam van de renner, (2) zijn lengte en (3) gewicht, (4) zijn klimtijd, (5) de bij de berekeningen gebruikte windkracht (Bft = Beaufort), (6) fietssnelheid, (7) het berekende bijbehorende vermogen en (8) relatieve vermogen per kilogram lichaamsgewicht en tot slot (9) het wedstrijddoel (Winst of Positie). De klim naar Plateau de Beille klim is 15,8 km lang en heeft een gemiddeld stijgingspercentage van 7,9 % (bron: Official site Tour de France).

Contadors relatieve 2011-prestatie (regel 5; 5.89 W/kg-1) onder windstilte is vergeleken bij de overige prestaties , eveneens onder windstilte (regel 1 t/m 4), de laagste, terwijl zijn relatieve 2007-prestatie (regel 3) de hoogste is. Was Contadors 2007-prestatie dan zo exceptioneel dat we daar vraagtekens bij moeten zetten. Nee, en dat heeft meerdere redenen, zoals: (1) vorm van de dag, (2) omgevings-condities en (3) wedstrijddoel.

Ad. 1. Door de vorm van de dag kunnen prestaties dagelijks 5 tot 10% variëren[5].

Ad. 2. Ook de omgevingscondities variëren (wind, temperatuur, asfalt enzovoort). In regel 6 (gearceerd)  van de tabel is Contadors 2011-prestatie herberekend, maar nu met een zwakke tegenwind (2 Bft). Dan stijgt die prestatie van de laatste plaats in de rangorde naar de tweede plaats en benaderd zijn 2007-prestatie. Dus kleine verschillen in omgevingscondities hebben grotere consequenties dan we ons 'op het oog' realiseren. Een zwak windje verstoort onze rangorde volledig.

Ad. 3. Het wedstrijddoel (kolom 9) lijkt de belangrijkste verklaring te zijn voor Contadors afwijkende prestatie. In zijn 2011-prestatie ging het om consolidatie in het klassement, bij alle andere prestaties om etappewinst en dat veranderde the-mood-of-the-peloton. Voor etappewinst is een snelle klimtijd noodzakelijk, anders wordt je teruggepakt. Voor consolidatie in het klassement gaat het om de tijdsverschillen met de concurrenten in dat klassement. Contadors 2011-prestatie vergelijken met de ander prestaties is dan een appels-met-peren-vergelijking.

In werkelijkheid beïnvloeden alle drie redenen zowel de prestatie, als elkaar. Bijvoorbeeld: een zwak tegenwindje merkt een toprenner nauwelijks, maar geeft in een klim een weldadige afkoeling. Dat windje beïnvloedt de omgevingscondities negatief (meer vermogen moeten leveren), maar de individuele renners factoren positief (meer vermogen kunnen leveren).

De appels-met-peren-vergelijking geldt overigens bij alle onderlinge vergelijkingen van de Plateau de Beille prestaties. Het is een groot verschil of de winnaar al voor de klim of pas twee kilometer voor de finish uit de kopgroep ontsnapte. In dat laatste geval is er sprake van een gemengd Winst-Positie wedstrijddoel.

Afsluiting

McQuaids uitspraken zijn gebaseerd op redeneringen die waar lijken, maar dat niet zijn: drogrederingen. Mensen zijn geneigd nieuwe informatie te interpreteren naar de opvattingen die ze al hebben (vooronderstellingen). Dit is een belangrijke oorzaak van tunnelvisie. McQuaid vooronderstelde dat doping werkt en dat het anti-dopingbeleid zijn vruchten afwerpt. Daar past Contadors voormalige doping-gebruik bij en ook dat hij dan nu niet meer kan gebruiken vanwege het antidopingbeleid. Een prestatieverschil verklaren door in the-mood-of-the-peloton past niet bij Mcquaids vooronderstellingen. Juist in de Tour van 2011 was de invloed hiervan zo duidelijk zichtbaar en gaf de Tour-liefhebbers, na een wat saaie aanloop, de meest spetterende laatste tourweek sinds jaren.

Literatuurlijst

1. Böning, D., Maassen, N., & Pries, A. (2008). No proof for augmented arterial oxygen content as only factor influencing exercise capacity after Epo doping. Journal of Applied Physiology, 105, 1988.
2. Brouwer, B. (2008). Doping als Drogreden: de cyclus van bevestigingsvertekening en zelfbevestigende voorspellingen van doping in de wielersport. Open Universiteit, Heerlen.
3. Brouwer, B., Lodewijkx, H. F. M., & Kuipers, H. (2009). Dopingbekentenis langs de wetenschappelijke meetlat. Sportpsychologie Bulletin, 20, 24-37.
4. Elshout, D. (2007). Nikkels versus Kuipers: Landis had een hongerklop. Wieler Magazine, 10, 42-43.
5. Hueting, J. (1985). Doping, een vreemd soort voeding. In J.P.Clarijs & G. J. v. Ingen Schenau (Eds.), Wielrennen: Een confrontatie tussen de wetenschap en de praktijk van het wielrennen. (pp. 155-181). Lochem/Gent: Uitgeversmaatschappij De Tijdstroom.
6. Kuipers, H. (2006). Vermeende effecten van doping in de wielersport. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 150 (48), 2643-2645.
7. Liu, H., Bravata, D. M., Olkin, I., Friedlander, A., Liu, V., Roberts, B. et al. (2008). Systematic Review-The Effect of Groth Hormone on Atletic Performance. Annals of Internal Medicine, 148, 747-758.
8. Lodewijkx, H. F. M. & Brouwer, B. Some Empirical Notes on the 'Epo Epedemic' In professional Cycling. Research Quarterly for Exercise and Sport, (in press).
9. Misérus, M. (2011, July 19). Nivilering in de top gevolg van tekort aan herstelmiddelen? Volkskrant.
10. Novum. (18-7-2011). McQuaid: Dopingstrijd werp vruchten af (zie hier).
11. Scholten, M. (2011, July 19). In vorm of niet, aanvallen zal hij zeker. NRC.
12. Verbruggen, H. (2001). The EPO Epidemic in Sport. Bloodline Reviews, 1, 3-4.
13. Wikipedia. (2011). Alberto Contador (zie hier).
14. Wikipedia. (2011). Jelle Vanendert (zie hier).
15. Wikipedia. (2011). Lance Armstrong (zie hier).

***

Copyright © 2006-2022 - Dr. Bram Brouwer - All Rights Reserved